VOORBESCHOUWING SEIZOEN 1964
Niemand kon er vorig seizoen naast kijken. Jim Clark en de Lotus 25 hadden het ganse seizoen gedomineerd. Uiteraard was Colin Chapman een tevreden persoon met deze gang van zaken. Voor het nieuwe seizoen werd de Lotus 25 dan ook als basis gebruikt voor de nieuwe Lotus 33. Eigenlijk was deze nieuwe wagen gewoon een ontwikkeling van de Lotus 25. De nieuwe wagen werd alleen in een paar details gewijzigd ten opzichte van zijn voorganger. Bij BRP maakte men vanaf dit seizoen hoe langer hoe meer gebruik van hun eigen wagen, zodat ze niet meer moesten rekenen op een Lotus wagen. De belangrijkste klant voor Lotus werd het team van Reg Parnell. Deze maakten geen gebruik meer van het Lola chassis, dat daardoor niet meer te zien was dit seizoen. Ze kochten bij Colin Chapman het model 25. Ze voorzagen deze wagen van een BRM krachtbron. Helaas overleed Reg Parnell al in januari na een korte ziekte. Het management van het team werd overgenomen door zijn jongere broer Tim. Hij kreeg de hulp van Mike Hailwood, die naast coureur voor het team, ook directeur van het raceteam werd.
Bij BRM kwam de P261 als opvolger van de P61 die in 1963 werd gebruikt. De centrale monocoque bleef dezelfde als vorig seizoen. Er was een ontwikkeling van hun V8 motor klaar. Deze had nu iets meer dan 200PK als vermogen bij 11.000 t/min. Het team experimenteerde dit jaar ook met een vierwiel aangedreven wagen. Deze was gebaseerd op het chassis van vorig seizoen. In de loop van het jaar werd dit project echter afgeblazen.
Nadat John Cooper in 1963 een zware verwondingen had opgelopen bij een verkeersongeval werd het management van het team overgenomen door Ken Tyrrell. Het team was er vorig seizoen niet in geslaagd om ook maar één wedstrijd te winnen. In een poging om het dit seizoen beter te doen, kwam Cooper met een nieuw en lichter model op de proppen. Deze was afgeleid van hun eigen Formule 3 wagen.
Net als Cooper gebruikte Brabham voor hun nieuwe wagen dezelfde monocoque als vorig seizoen. De BT11 was eigenlijk niets anders dan een ontwikkeling van het model BT7. Brabham had op korte tijd een goede reputatie opgebouwd en dat zowel op het gebied van snelheid als op het gebied van betrouwbaarheid. Ze kregen dan ook veel vragen van privé-teams om hun wagens aan hen te verkopen. Hun belangrijkste ‘klant’ werd het team van Rob Walker. Het fabrieksteam maakte in de loop van dit seizoen het meest gebruik van het ‘oude’ BT7 model.
Bij Ferrari had men sinds de Grand Prix van Italië 1963 al een nieuwe versie van hun V8 motor in gebruik. Het type 158 Aero werd van deze motor voorzien. Deze had een boring van 64 mm en een slag van 57,8 mm. Dat gaf 1.487 cc. De motor leverde 200 PK bij 10.700 t/min. Later in het seizoen werden de afmetingen aangepast naar 67 * 52,8 mm. Het vermogen verhoogde tot 215 PK bij 11.000 t/min. Tijdens de Grand Prix van Italië kwam men met een nieuwe 12 cilinder motor op de proppen. Deze motor zou echter geen lang leven beschoren zijn.
Een nieuw team dat dit seizoen zijn opwachting maakte, was dat van Honda. Er werd met veel interesse uitgekeken naar wat deze nieuweling uit Japan zou presteren. Hun wagen, het type RA271, maakte echter pas tijdens de Grand Prix van Duitsland zijn debuut. Het was een conventioneel ontwerp waar achteraan , dwars geplaatst, een 12 cilinder motor lag. Deze had een inhoud van 1.495cc (55 * 52,5 mm) en leverde 225 PK bij 12.500 t/min. Honda maakte, net als de meeste andere wagens trouwens, gebruik van 13” wielen. Deze waren uitgerust met de bredere R6 Dunlop banden.
Bij de teams waren er nier erg veel verschuivingen wat de coureurs betrof. Deze hadden vooral te maken met de terugtrekking van ATS en het feit dat Lotus en Cooper hun 2e rijder vervingen. Bij Lotus promoveerde Colin Chapman zijn Formule Junior coureur, Peter Arundell, tot zijn tweede rijder naast Jim Clark. Mike Spence kreeg de rol van reserverijder bij het team. Trevor Taylor, die ontslagen werd bij Lotus, ging aan de slag bij BRP. Tony Maggs, die dan weer door Cooper was ontslagen, ging samen met Giancarlo Baghetti aan de slag bij het team van Centro-Sud. Phil Hill, de andere ex-ATS coureur nam de plaats over van Tony Maggs bij Cooper. Normaal gezien was deze plaats voorzien voor Tim Mayer. Helaas overleed deze aan de gevolgen van een ongeval tijdens de trainingen voor de Tasman series.
Motor: Maximum 1.500cc Minimum: 1.301cc
Puntenverdeling: de eerste zes kregen 9-6-4-3-2 en 1 punt.
De beste 6 resultaten telden mee voor het Wereldkampioenschap.
Afstand: Minimum 300 km en maximum 500 km of 2 uur minimum.