VOORBESCHOUWING SEIZOEN 1962

Nadat Ferrari de concurrentie in 1961 overvleugelde, kreeg het team toch een serieuze klop tijdens haar ontwikkelingsprogramma voor het seizoen 1962. Verschillende van hun top technici en hun team manager Romolo Tavoni namen ontslag na een intern conflict. En zo werd de ‘Tipo 156’ slechts op enkele details gewijzigd. Na de Grand Prix van Duitsland kwam Ferrari dan toch met een fel gewijzigde versie op de proppen. De versie was lichter dan zijn voorganger en had een verbeterd chassis. De ‘Commendatoré’ was echter zo ontgoocheld over hun prestaties dat hij het team terugtrok na de Grand Prix van Italië.
 
Terwijl Ferrari een beetje op de dool leek, stuwden de twee Britse V8 motoren die de Britse wagens aandreven hen opnieuw naar de top. En uiteindelijk kwam ook voor BRM alles op zijn pootjes terecht. Hun V8 motor had een ontwikkelingsprogramma doorlopen en was nu in staat om 190 PK te produceren bij 10.500 t/min en dit alles met de Lucas brandstof injectiesysteem. De motor produceerde 183 PK bij 9.750 t/min bij gebruik van een carburator. Deze laatste versie werd verkocht aan de privé teams. Ook het chassis van BRM werd verbeterd. Het was nu compacter en lichter dan zijn voorganger. De voorkant van de wagens werd tevens een stukje korter.
 
De grootste tegenstand voor BRM kwam van het team van Lotus.Ze bleven trouw aan de Coventry-Climax motoren. Uiteraard was dat nu de V8 versie. Het verschil in vermogen tussen de twee Britse motoren was verwaarloosbaar.De Coventry-Climax had een vermogen van 190 PK bij 8.500 t/min. Het was echter het nieuwe ontwerp van Colin Chapman dat iedereen zijn aandacht trok. Eerst was er de Lotus 24, een ontwikkeling van de Lotus 21. Deze moest worden aangepast om de V8 motoren te kunnen herbergen. Deze wagen was in eerste instantie bedoeld voor de privé teams, zoals dat van Rob Walker, UDL-Laystall en Jack Brabham. Veel belangrijker was echter de verschijning van de Lotus 25. Het bleek een trendsetter te worden en de pionier van het monocoque chassis. De rijder zat nog meer onderuit dan in zijn vorig model in een kleine cockpit met een klein stuurwiel. De constructie was lichter, beschermde de rijder beter en gaf een betere toegang tot de motor.
 

Bij Cooper hield men het op wat ontwikkelingswerk. Ze kwamen met een lichter en kleiner chassis, aangepaste veringen en een 6-versnellingsbak.
 
Ook Duitsland bleef in 1962 vertegenwoordigd. Porsche was eindelijk klaar om hun 8 cilinder motor zijn racedebuut te geven. Met 1.494 cc had hij een vermogen van 185 PK bij 8.500 t/min. Ook zij maakten gebruik van een versnellingsbak met 6 versnellingen. De wagen werd echter geen succes. Op het einde van het seizoen besliste Porsche zich terug te trekken uit de Formule 1 en alle inspanningen te concentreren op ‘sport cars’.
 
Er deden ook 2 nieuwe constructeurs hun intrede in 1962.Het waren Lola en Brabham. Het team van Yeoman Credit kreeg Bowmaker als Co-sponsor. Samen vormden ze het nieuwe team ‘Bowmaker-Yeoman Credit Racing Organisation’. De manager van het team werd Reg Parnell. Ze gaven Eric Broadley de opdracht om een Lola Formule 1 wagen te bouwen. Uiteindelijk werd de wagen één van de kleinste en lichtste die in die tijd gebouwd werden. Hij werd aangedreven door de Coventry-Climax V8 motor. De wagen van het team van Brabham werd ontworpen door Ron Tauranac. De wagen (type BT3) maakte pas tijdens de Grand Prix van Duitsland zijn debuut. Tot die tijd maakte het team gebruik van de Lotus 24 eveneens aangedreven door de V8 Coventry-Climax.
 
Omdat Jack Brabham het team van Cooper had verlaten om zijn eigen team op te richten, werd Bruce McLaren nu hun kopman. Tony Maggs kwam bij het team als tweede rijder. Ook bij andere teams vielen enkele veranderingen te noteren. Signor Dei van het Centro-Sud team kondigde zijn afscheid aan van zijn team, gevestigd in Modena. Hij liet het contract van Bandini ontbinden zodat deze de baan vrij had om bij Ferrari de plaats van Richie Ginther in te nemen. Deze had op zijn beurt een contract getekend bij BRM. Lotus van zijn kant had Trevor Taylor aangetrokken als vervanger van Innes Ireland die teamgenoot werd van Masten Gregory bij het team van UDT-Laystall.
 
Het kampioenschap was nog niet begonnen of het was al een favoriet kwijt. Tijdens een Paasmeeting op het circuit van Goodwood crashte Stirling Moss in onduidelijke omstandigheden met zijn Lotus. De wagen was total loss en Stirling Moss zwaar gewond. Gelukkig herstelde hij volledig, maar kondigde gelijktijdig ook zijn afscheid aan de sport aan.
 

Motor: Maximum 1.500cc Minimum: 1.301cc 

Puntenverdeling: de eerste zes kregen 9-6-4-3-2 en 1 punt. 

De beste 5 resultaten telden mee voor het Wereldkampioenschap.

Afstand: Minimum 300 km en maximum 500 km of 2 uur minimum.