VOORBESCHOUWING SEIZOEN 1956

Nog één van de gevolgen van het zware ongeval op het circuit van Le Mans in 1955, was het feit dat Mercedes zich terugtrok uit de racerij. Daardoor lag de weg opnieuw vrij voor de Italiaanse teams om de bovenhand te halen in het Wereldkampioenschap Formule 1. Toch zorgde Tony Brooks op het einde van 1955 nog voor een grote verrassing. Hij won de Grand Prix van Syracuse. Niets speciaal zal je denken, maar hij deed dat in een Connaught type B. Het was de eerste keer dat een Britse rijder in een Britse wagen een Grand Prix kon winnen sinds 1924. Toen won Henry Segrave de Grand Prix van San Sebastian in een Sunbeam. Ondanks deze overwinning, en het feit dat de Britse constructeurs wel degelijk beter voor de dag kwamen, werden de races die in aanmerking kwamen voor het Wereldkampioenschap in 1956 toch weer gedomineerd door de Italiaanse teams.

 

Ferrari maakte dit seizoen vooral gebruik van de ‘Lancia D50’. Deze zou wel enkele wijzigingen ondergaan in de loop van het seizoen. De belangrijkste wijziging was dat de benzinetanks verhuisden van de zijkant van de wagen naar de achterkant. Dit kwam de stabiliteit van de wagen ten goede. Aan de zijkant kwamen nu de uitlaten van de motor.

 

Van de andere wagens die regelmatig aan de start van de Grands Prix verschenen bleken in de winter vooral de Vanwalls als grootste opponent voor Ferrari in aanmerking te komen. Maserati van zijn kant, was vooral bezig met het experimenteren met de fuel-injectie. Ook waren hun wagens nu, net als de Connaughts en de Vanwalls, uitgerust met schijfremmen. Het chassis van de Vanwall werd door niemand minder dan Collin Chapman ontworpen. Vermeldenswaard is nog dat in de loop van het seizoen de look van de wagen compleet werd aangepast doordat hun aërodynamica specialist Frank Costin een veel smaller bodywork aan de wagen meegaf.

 

Sir Alfred Owen, de nieuwe eigenaar van BRM, keerde terug naar de hoogste discipline van de racesport. Het type 25, dat zijn eigenlijk debuut al eind vorig seizoen maakte werd aangedreven door een 4-cilinder motor van 2.497cc. Hij had een vermogen van 248 PK bij een toerental van 9.000 t/min. Vooral in het begin van het seizoen had de wagen echter veel te lijden van remproblemen, motorproblemen en problemen met de ophanging.

 

Nog een nieuwe naam die we dit seizoen tegenkwamen was ‘Bugatti’. Maar door een gebrek aan geld kon men de wagen nooit echt ontwikkelen en het project stierf dan ook zeer snel een stille dood.

 

Motor: Maximum 2500cc (atmosferisch) of 750cc (met compressor)

Puntenverdeling: de eerste vijf kregen 8-6-4-3-2 punten.

De snelste ronde kreeg 1 punt

De beste 5 resultaten telden mee voor het Wereldkampioenschap.

Afstand: Minimum 300 km of 3 uur