VOORBESCHOUWING SEIZOEN 1950
Alfa Romeo keerde in 1950 terug in de racerij, en dat zal men geweten hebben. Ze hadden een gans jaar ontwikkeling achter de rug aan hun 8-cilinder motor. De motor van 1479cc, (dewelke een boring had van 58*70mm) zorgde voor 350 PK bij een toerental van 8500 t/min. De motor lag in het befaamde model ‘158’. Dat model bezorgde Alfa Romeo veel successen. Tijdens de Grand Prix van Italië kwam Alfa Romeo met twee ‘Tipo's 159’ aan de start. Deze hadden nog eens 20PK extra vermogen.
Ferrari, dat onder de leiding stond van Aurelio Lampredi, had besloten om hun inspanningen te concentreren op een motor zonder compressie. Het resultaat daarvan was een 12 cilinder, 3322cc motor (72*68mm). Hij verscheen voor het eerst aan de start in de ‘Tipo 375’ tijdens de Grand Prix van België. Later op het seizoen gebruikte men een 4080cc motor om uiteindelijk tijdens de Grand Prix van Italië een 4500cc motor te gebruiken. Deze leverde bij 7000 t/min een vermogen van 330 PK.
Het Lago-Talbot team van Anthony Lago kwam aan de start met een verbeterde versie van hun oude 6 cilinder motor. De motor had een vermogen van 275 PK, maar door chronisch geldgebrek was en geen evolutie merkbaar. De wagens konden dan ook de koplopers in de race nooit bedreigen.
Maserati verscheen aan de start met 4CLT. Deze wagen was sinds 1948 niet meer ontwikkeld. In de meeste wedstrijden werd de wagen bestuurd door privé eigenaars. Maserati zelf had geen fabrieksteam ingeschreven.
Het team van Simca-Gordini, dat nu een volwaardig Grand Prix team was, kon nooit overtuigen. Hun motor bleek erg onbetrouwbaar te zijn.
De Britse hoop lag op de schouders van het BRM, ERA en Alta. Geen van deze drie wagens kon tijdens het eerste kampioenschap echter brokken maken.
Motor: Maximum 1500cc met compressor of 4500cc atmosferisch
Puntenverdeling: de eerste vijf kregen 8-6-4-3-2 punten.
De snelste ronde kreeg 1 punt
De beste 4 resultaten telden mee voor het Wereldkampioenschap.
Afstand: minimum 300 km of 3 uur